nu de toon is gezet pepermunt wordt gegorgeld
de stemmen gesmeerd zijn de ooit stille trom
met weemoed vertrekt de trompet wordt gestoken
is alles op haren en snaren gezet
spitst het lied van verlangen de willige oren
danst de duivel de salsa met zijn ouwemoer
heeft zijn zang valse noten die hard zijn te kraken
speelt de filharmonie een afscheidsconcert
een gevoelige snaar doet dan plots van zich horen
een fluit van een cent doet een duit in de zak
die doedelt en pijpt als muziek in de oren
geen lier in de wilgen die wiegt in de wind
de registers die worden weer open getrokken
ik ga ruim voor het zingen de kerk al weer uit
er wordt wat getokkeld en gedanst naar de pijpen
tis het lied van de vrijheid dat verderop zingt
d’allereerste viool speelt ontstemd een prelude
een smartlap zoekt ginds naar een lach en een traan
a capella d’r zuster beklimt een toonladder
en plukt hoge noten te kust en te keur
de triangel is down het zijn vast de hormonen
die opspelen in het mariachi-orkest
de castraten van morgen zijn gister besneden
en zijn door de bank lichtjes uit hun humeur
en kijk, de kapelmeester lacht schalks en guitig
als hij zijn vriendin naar het bed dirigeert
waar paukslagers vellen van verdronken kalveren
te week gelegd hebben in bas en tenor
een veil strijdlied weerklinkt op de velden van vroeger
waar bij ‘t ochtendkrieken de walgvogel gebekt
zijn veren glad strijkt op een strijkstok de ouden
nog piepen als jongen in het Kozakkenkoor
als de kat zijn viool en de staande ovatie
zich afvragen waar de aubade toch blijft
poetsen preutse sopranen hun decolleteeën
vouwen in hun japonnen falsetto’s van glas
klinken liederen plots zijn de velden vol koren
de straten en pleinen een en al luisterend oor
tjilpen merels een mus bassen bassen een alt
gaat een lied door de dag is de stad een groot koor
Karel Leeftink (stadsdichter van Middelburg)